De Kleine Ondernemersregeling (KOR)
Iedere ondernemer (natuurlijk persoon, eenmanszaak/VOF) die ondernemer is voor de omzetbelasting kan in aanmerking komen voor de toepassing van de Kleine Ondernemersregeling (KOR).
Wat houdt die regeling precies in?
De betreffende ondernemers die jaarlijks op een BTW afdracht uitkomen van € 1883,– of minder komen in aanmerking voor een korting op de af te dragen BTW, de zogenaamde vermindering Kleine Ondernemersregeling.
Deze korting bedraagt 100% van het af te dragen bedrag bij een afdracht van € 1.345,– of minder. Zit je tussen de € 1.345,– en € 1.883,– dan is de korting 2,5 x ( € 1.883,– min berekende afdracht).
De toegepaste korting moet je rekenen tot je winst en is dus belast met inkomstenbelasting.
De regeling kent een aantal bijzonderheden omtrent de berekening van de korting. In sommige gevallen kan de berekening behoorlijk complex zijn.
De regeling in de praktijk
Voorbeeld:
Je hebt in 2014 een omzet binnen Nederland behaald van € 20.000,– excl. BTW en daarnaast heb je voor € 15.000,– inkopen gedaan. De omzet is belast met 21% BTW en de inkopen zijn eveneens belast met 21% BTW.
Je berekening ziet er dan als volgt uit:
Omzet 21% € 20.000,– x 21% = € 4.200,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Af te dragen € 1.050,–
Het bedrag van € 1.050,– is minder dan € 1.345,– waardoor de korting 100% van de afdracht bedraagt oftewel € 1.050,–.
In dit geval hoeft er geen BTW te worden afgedragen.
Nog een voorbeeld:
Je hebt in 2014 een omzet binnen Nederland behaald van € 23.000,– excl. BTW en daarnaast heb je voor € 15.000,– inkopen gedaan. De omzet is belast met 21% BTW en de inkopen zijn eveneens belast met 21% BTW.
Je berekening ziet er dan als volgt uit:
Omzet 21% € 23.000,– x 21% = € 4.830,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Af te dragen € 1.680,–
De vermindering wordt: € 1.883,– – € 1.680,– = € 203,– x 2,5 = € 508,–
Aan BTW draag je af: € 1.680,– min € 508,– = € 1.172,–
Bovenstaande berekeningen zijn nog behoorlijk eenvoudig en goed te volgen.
Hieronder laten we een aantal berekeningen zien die afwijken van bovengenoemde berekeningen.
Uitzonderingen Kleine Ondernemersregeling
De wijze van berekenen wordt anders indien je te maken hebt met de volgende zaken:
- Inkoop goederen/Afname diensten binnen de EU
- Omzet waarbij de BTW is verlegd naar een afnemer binnen Nederland
- Inkopen goederen/Afname diensten waarbij de BTW is verlegd naar jou
Als je te maken hebt met punt 1 en 3 dan mag je de BTW over de inkoop die naar jou is verlegd niet meetellen in de berekening van de Kleine Ondernemersregeling en als je te maken hebt met punt 2 dan moet je de omzet waarbij de BTW is verlegd naar de afnemer, wel meetellen in de berekening. In beide situaties maak je 2 berekeningen. Bij de eerste berekening maak je een opstelling van de aangifte zoals die moet zijn, bij de tweede berekening ga je bekijken wat de grondslag is voor toepassing van de Kleine Ondernemersregeling. Komt daar uit dat je een vermindering mag toepassen? Dan hou je daarmee rekening in de eerste berekening.
De Kleine Ondernemersregeling en omzet met verlegde BTW binnen Nederland
Voorbeeld 1
Je hebt in 2014 een omzet binnen Nederland behaald van € 30.000,– excl. BTW waarvan de BTW over € 10.000,– is verlegd naar de afnemer en daarnaast heb je voor € 15.000,– inkopen gedaan. De omzet is belast met 21% BTW en de inkopen zijn eveneens belast met 21% BTW.
Je berekening ziet er dan als volgt uit:
Omzet 21% € 20.000,– x 21% = € 4.200,–
Omzet 21% verlegd € 10.000,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Af te dragen € 1.050,–
Op het eerste gezicht lijkt het alsof er recht bestaat op een vermindering op grond van de Kleine Ondernemersregeling van € 1.050,–.
De wijze van berekenen is echter anders want je moet rekening houden met de omzet waarbij de BTW is verlegd.
De berekening om de grondslag te bepalen:
Omzet 21% € 30.000,– x 21% = € 6.300,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Af te dragen € 3.150,–
Het bedrag van € 3.150,– is te hoog om in aanmerking te komen voor korting. Je draagt dus af € 1.050,–.
Voorbeeld 2
Je hebt in 2014 een omzet behaald van € 20.000,– excl. BTW waarvan de BTW over € 20.000,– is verlegd naar de afnemer en daarnaast heb je voor € 15.000,– inkopen gedaan. De omzet is belast met 21% BTW en de inkopen zijn eveneens belast met 21% BTW.
Omzet BTW verlegd € 20.000,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Te vorderen € 3.150,–
Zo op het eerste gezicht lijkt het alsof je € 3.150,– terug kunt krijgen.
De berekening om de grondslag te bepalen:
Omzet 21% € 20.000,– x 21% = € 4.200,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Af te dragen € 1.050,–
Dit bedrag valt volledig onder de Kleine Ondernemersregeling, dus je mag de korting van € 1.050,– toepassen op de eerste berekening.
Je krijgt dus terug € 3.150,– + € 1.050,– = € 4.200,–
Dit geldt niet in het geval van omzet binnen EU, waarbij de BTW is verlegd naar de buitenlandse afnemer.
Kleine Ondernemersregeling en inkopen binnen EU/inkoop BTW verlegd
Nu volgt een voorbeeld waarbij je inkopen hebt gedaan in het buitenland binnen de EU, waarbij de BTW is verlegd naar jou (er is dus geen BTW in rekening gebracht).
Je hebt in 2014 een omzet binnen Nederland behaald van € 20.000,– excl. BTW en daarnaast heb je voor € 15.000,– inkopen gedaan, waarvan € 1.000,– in een land buiten Nederland binnen de EU. De omzet is belast met 21% BTW en de inkopen zijn eveneens belast met 21% BTW.
Over de inkopen die je doet in het buitenland draag je 21% BTW af, maar deze mag je ook weer terugvragen als voorbelasting.
Je berekening ziet er dan als volgt uit:
Omzet 21% € 20.000,– x 21% = € 4.200,–
Inkopen binnen EU € 1.000,– x 21% € 210,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Af te dragen € 1.260,–
Zo op het eerste gezicht lijkt het alsof de € 1.260,– voor 100% in aanmerking komt voor vermindering.
De berekening om de grondslag te bepalen:
Omzet 21% € 20.000,– x 21% = € 4.200,–
Te vorderen BTW/Voorbelasting € 3.150,–
Af te dragen € 1.050,–
In aanmerking komt voor vermindering: € 1.050,–
Je draagt af aan omzetbelasting: € 1.260,– – € 1.050,– = € 210,–